Wettelijke Regels
Hieronder is de wet- en regelgeving die van belang is voor de afgifte van afvalstoffen van de scheepvaart kort en versimpeld beschreven.
Inhoud:
Zeevaart
De regels over afvalstoffen van de zeevaart zijn te vinden in het internationale MARPOL-verdrag. Het MARPOL-verdrag is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd met de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Wvvs) en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten. Hoofdlijn is dat stoffen die schade kunnen toebrengen aan het milieu niet mogen worden geloosd en in de haven moeten worden afgegeven aan Havenontvangstvoorzieningen. Afgifte is in Nederland uitsluitend toegestaan aan bedrijven die in het bezit zijn van vergunningen krachtens de Wvvs en de Wet milieubeheer. Een overzicht van bedrijven met een dergelijke vergunning is opgenomen op deze website . Voor de afgifte van afvalstoffen van de zeevaart is verder de Europese richtlijn betreffende havenonvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (2019/883) van belang. Deze richtlijn bevat aanvullende verplichtingen over de afgifte van afvalstoffen, de beschikbaarheid van Havenontvangstvoorzieningen. Ook bevat deze richtlijn regels over het verplicht heffen van een indirecte bijdrage voor de afgifte van afvalstoffen.
Het Ballastwaterverdrag is gericht op het voorkomen, beperken en uiteindelijk uitbannen van de verplaatsing van schadelijke aquatische organismen en ziektekiemen door de controle en het beheer van het ballastwater en de sedimenten van schepen. Dit verdrag bevat de verplichting tot het afgeven van sedimenten uit ballastwater.
Binnenvaart
De regels over afvalstoffen van de binnenvaart zijn te vinden in het Scheepsafvalstoffenverdrag. In dit verdrag zijn regels opgenomen over het lozen van afvalstoffen op het oppervlaktewater, de afgifte van afvalstoffen en de financiering van de afgifte van afvalstoffen. Het verdrag is met het Scheepsafvalstoffenbesluit geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Uitsluitend aan bedrijven met een toereikende vergunning krachtens de Wet milieubeheer mogen afvalstoffen van de binnenvaart worden afgegeven of op zijn kosten een ontvangstvoorziening aan te wijzen. Een overzicht van bedrijven met een dergelijke vergunning is opgenomen op deze website.
Inzameling en verwerking
Het is niet toegestaan zonder vergunning afvalstoffen afkomstig van schepen in te zamelen of te verwerken. Voor de inzameling van afvalstoffen afkomstig van de zeevaart is een vergunning op grond van het Besluit inzamelen afvalstoffen en/of een vermelding op de landelijke lijst van inzamelaars vereist. Daarnaast in de meeste zeehavens een aanwijzing als Havenontvangstvoorziening nodig voor het inzamelen van afvalstoffen van zeeschepen. Voor het verwerken van afvalstoffen afkomstig van de zeevaart is een vergunning op grond van de Wet milieubeheer. In veel gevallen is daarnaast een vergunning op basis van de Waterwet nodig om het gereinigde afvalwater te mogen lozen. Tot slot moet elke afgifte van scheepsafvalstoffen op een wettelijke voorschreven formulier (het zogenaamde S-formulier) worden vastgelegd.
Het Marpol-verdrag
Het MARPOL-verdrag heeft tot doel om de vervuiling van de zeeën door de scheepvaart te verminderen en uiteindelijk geheel te elimineren. De technische regels van het MARPOL-verdrag zijn te vinden in zes bijlagen (Annexes). Deze bijlagen bevatten regels voor de constructie, het ontwerp en de uitrusting van schepen en regels voor operationele procedures, waaronder de afgifte van afvalstoffen. De bijlagen zijn gericht op de vermindering van de vervuiling afkomstig van: het transport van minerale olie en daarvan afgeleide producten (Annex I) het transport van schadelijke vloeistoffen in bulk (Annex II) het transport van schadelijk stoffen in verpakte vorm (Annex III) sanitair afval (Annex IV) Vuilnis (Annex V) luchtverontreiniging (Annex VI). Voor de afgifte van afvalstoffen zijn Annex I, II, IV en V van belang. Onderstaand worden deze kort behandeld.
Annex I: Olie
Annex I gaat over olierestanten en/of oliehoudende mengsels. Dierlijke en plantaardige olie valt niet onder Annex I, maar onder Annex II van het Marpol verdrag.
Elke lozing van olierestanten en/of oliehoudende mengsels verboden tenzij aan een aantal strikte voorwaarden is voldaan. Voor de ontvangst van oliehoudende afvalstoffen in Nederland zijn in zeehavens bedrijven aangewezen (middels een aanwijzing als Havenontvangstinstallatie door de havenbeheerder). Olierestanten en/of oliehoudende mengsels mogen uitsluitend aan deze aangewezen bedrijven worden afgegeven.
Andere regels zijn dat er een vuile olie (sludge) tank aanwezig moet zijn van voldoende grootte. Via een standaard aansluitflens moet die tank kunnen worden afgegeven aan de wal. Schepen van 400 GT of meer moeten een Oil Record Book Part I voor de machinekamer handelingen aan boord hebben. Hierin worden alle handelingen met olie opgeschreven.
Annex II: Chemicaliën
Naar de mate van schadelijkheid zijn de vloeibare chemicaliën die in bulk vervoerd worden ingedeeld in een viertal categorieën. Lozing van deze stoffen is niet toegestaan tenzij aan een aantal strikte voorwaarden is voldaan. Deze voorwaarden verschillen per categorie. Het besluit stelt ook regels ten aanzien van het lossen van de lading, waaronder het wassen van tanks en de (verplichte) afgifte van waswater aan Havenontvangstvoorzieningen. Voor de ontvangst van restanten en/of mengsels die schadelijke vloeistoffen bevatten zijn in 8 zeehavens bedrijven aangewezen (middels een aanwijzing als Havenontvangstvoorziening door de havenbeheerder). Restanten en/of mengsels die schadelijke vloeistoffen mogen uitsluitend aan deze aangewezen bedrijven worden afgegeven.
Verplichte Voorwas (Mandatory prewash) MARPOL Annex II
Als chemicaliëntankers zwaar milieu vervuilende stoffen hebben gelost (categorie X stoffen), dan moeten zij voor vertrek naar zee een verplichte voorwas (prewash) uitvoeren. Het schip moet het waswater afgeven aan een havenontvangstinrichting. De inspecteur van de ILT moet deze voorwas bijwonen. Behalve in het beheersgebied van het Havenbedrijf Rotterdam. In dat gebied wonen de inspecteurs van havenbedrijf Rotterdam de voorwas bij.
Heeft het schip de voorwas uitgevoerd volgens de MARPOL eisen? Dan tekent de inspecteur aan boord het Cargo Record Book af. In het havengebied van Rotterdam tekenen inspecteurs van het Havenbedrijf het Cargo Record Book af.
De ILT is wettelijk verplicht om de voorwas bij te wonen. In bepaalde gevallen is een vrijstelling van de verplichte voorwas mogelijk. Dit gebeurt in lijn met de voorschriften uit MARPOL Annex II.
Aanvullende eisen bij een wassing en/of voorwas (prewash) na lossen Paraffine Wax
In het verleden zijn Nederlandse stranden vervuild door paraffine was. Daarom gelden er per 1 januari 2021 aanvullende regels maatregelen genomen voor het wassen van de geloste tanks van schepen die in (West)-Europese havens komen, met als lading persistente drijvende producten (persistent floaters). Voorbeelden daarvan zijn paraffine en oliën. De ladingtanks moeten voortaan verplicht voorgewassen en het waswater daarvan afgeven aan de een havenontvangstvoorziening. Het is verboden om het waswater na het reinigen van ladingtanks van deze lading op zee te lozen.
De wijzigingen van MARPOL Annex II vindt u in resolutie MEPC.315 (74):
Persistent floaters hebben een viscositeit (maat voor stroperigheid) gelijk aan of groter dan 50 mPa.s bij 20 ° C en / of een smeltpunt ≥ 0 ° C. Dit zijn de stoffen, die worden aangeduid met ’16 .2.7 ‘in kolom’ o ‘van hoofdstuk 17 van IBC Code (2020 Edition). Hierbij gelden de volgende regels:
- u past een voorwasprocedure toe volgens de aanwijzingen uit bijlage VI van Marpol Annex II;
- het restant / watermengsel dat ontstaat tijdens de voorwas, moet u afvoeren naar een ontvangstvoorziening in de loshaven, totdat de tank leeg is;
- water dat u na de voorwas in de tank opslaat, mag u in zee lozen volgens de lozingsnormen in voorschrift 13.2.”
Annex IV: Sanitair afval
Annex IV van het Marpol verdrag gaat over sanitair afval aan boord van schepen en is van toepassing op schepen gelijk of groter dan 400 Gross Tonnage en/of gerechtigd zijn meer dan 15 personen te vervoeren die internationale reizen maken.
Schepen die onder Annex IV vallen moeten een van de volgende sanitaire systemen aan boord hebben:
- een goedgekeurde behandelingsinstallatie voor sanitair afval, of
- een goedgekeurd systeem voor versnijding en ontsmetting van sanitair afval met voldoende opslag, of
- een verzameltank met voldoende capaciteit.
In alle gevallen een standaard afgifte flens conform Annex IV artikel 10.
Sanitair afval in zee lozen is verboden, met uitzondering van:
- het lozen door middel van een goedgekeurde behandelingsinstallatie voor sanitair afval
- het lozen van versneden en ontsmet afval op een afstand van 3 zeemijlen en niet versneden en ontsmet afval op een afstand van meer dan 12 zeemijlen van het dichtstbijzijnde land.
Het lozen van sanitair afval in zee vanuit een verzameltank geschied in matig tempo waarbij het schip de vaarroute vervolgt met een snelheid van ten minste 4 knopen.
Voor de ontvangst van sanitair afval in Nederland zijn in zeehavens bedrijven aangewezen (middels een aanwijzing als Havenontvangstinstallatie door de havenbeheerder). Sanitair afval mag uitsluitend aan deze aangewezen bedrijven worden afgegeven.
Annex V: Vuilnis en vaste bulkstoffen
Voor de stoffen die vallen onder Annex V geldt een algeheel lozingsverbod, met een enkele uitzondering. Voor vuilnis vallen voedselrestanten onder deze uitzondering, in verband met de hygiëne aan boord. Ladingrestanten mogen alleen worden geloosd als ze niet geclassificeerd zijn als schadelijk voor het mariene milieu. Op elke uitzondering op het lozingsverbod is een minimale afstand tot de kust verbonden waarop legaal mag worden geloosd. Zo mogen voedselrestanten die vermalen zijn alleen buiten de 3 mijl worden geloosd en mogen voedselrestanten die niet vermalen zijn en ladingrestanten die niet schadelijk zijn voor het mariene milieu alleen buiten de 12 mijl worden geloosd. Deze voorwaarden zijn van toepassing op lozingen buiten de vastgestelde bijzondere gebieden.
Binnen een bijzonder gebied mogen alleen vermalen voedselrestanten worden geloosd op een afstand van tenminste 12 mijl uit de kust. Voor het Antarctisch gebied geldt hierbij aanvullend dat resten van gevogelte zoals kip alleen mogen worden geloosd als deze resten steriel zijn gemaakt. Als bijzondere gebieden zijn tot nu toe aangewezen: de Middellandse Zee, de Baltic, de Rode Zee, de Gulfs Area, de Noordzee, het Antarctisch gebied en de Wider Caribbean Region.
In Annex V staan verder voorschriften het garbage management plan en het garbage record book. Ieder schip van 100 GT en groter een garbage management plan hebben. In het garbage record book moeten alle handelingen met vuilnis genoteerd worden Ook is voorgeschreven dat het bewijs van afgifte aan een havenontvangst installatie bij het record boek bewaard moet blijven. Het garbage record book moet tenminste tot twee jaar nadat de laatste aantekening hierin is gemaakt aan boord blijven.
Van ladingrestanten en waswater van vaste bulklading mogen alleen die restanten worden geloosd die niet schadelijk zijn voor het mariene milieu. De IMO gaat richtlijnen opstellen met criteria op basis waarvan kan worden vastgesteld of de restanten van een vaste bulkstof schadelijk of niet schadelijk zijn voor het mariene milieu. Ladingrestanten en waswater van schadelijke stoffen voor het mariene milieu mogen niet worden geloosd maar moeten worden afgegeven aan een havenontvangstinstallatie. Dit is van toepassing op lozingen buiten een bijzonder gebied. Lozingen van ladingrestanten binnen een bijzonder gebied zijn in principe verboden.
Voor de ontvangst van vuilnis zijn in zeehavens bedrijven aangewezen (middels een aanwijzing als Havenontvangstvoorziening door de havenbeheerder). Vuilnis mag uitsluitend aan deze aangewezen bedrijven worden afgegeven
Annex VI: Luchtvervuiling
Ter voorkoming van luchtverontreiniging worden in Annex VI eisen aan de emissie van stikstofoxides, zwaveloxides, vluchtige organische stoffen en stoffen die de ozonlaag aantasten gesteld. Dat kan worden bereikt door het gebruik van schone brandstoffen of door zuivering van de rookgassen. In Annex VI is verder opgenomen dat er ontvangstvoorzieningen moeten zijn voor de ontvangst van stoffen die ozonlaag aantasten en voor de ontvangst van restanten van de rookgasreiniging. Meer informatie over het MARPOL-verdrag is te vinden op de website van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).
Ballastwaterverdrag
Het Ballastwaterverdrag is gericht op het voorkomen, beperken en uiteindelijk uitbannen van de verplaatsing van schadelijke aquatische organismen en ziektekiemen door de controle en het beheer van het ballastwater en de sedimenten van schepen. Dit verdrag bevat de verplichting tot het afgeven van sedimenten uit ballastwater.
Europese richtlijn inzake havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen
Op 28 december 2000 is de Europese richtlijn inzake havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingsresiduen (2019/883/EG) van kracht geworden. De belangrijkste elementen van deze richtlijn zijn:
– De vooraanmelding: schepen zijn verplicht voor aankomst in de haven te melden hoeveel scheepsafval zich aan boord bevindt;
– Afgifteplicht: schepen zijn in principe verplicht het afval aan boord voor vertrek uit de haven af te geven aan een havenontvangstvoorziening;
– Indirecte financiering: er moet een systeem van indirecte financiering ingevoerd waarbij elk schip ongeacht het feitelijk gebruik substantiëel (tenminste 30%) moet bijdragen aan de kosten van inzameling en verwerking. Voor scheepsgebonden Annex V afvalstoffen is dat 100%;
– Afvalbeheersplannen havens: elke haven moet een afvalbeheersplan voor de afvalstoffen van de schepen die de haven aandoen.
Wet voorkoming verontreiniging door schepen
Met de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Wvvs) zijn zowel het MARPOL-verdrag als de Europese richtlijn Havenontvangstvoorzieningen in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd .
In het onderstaande overzicht zijn de havens opgenomen die moeten beschikken over toereikende havenontvangstvoorziening:
Scheepsafvalstoffenverdrag
De Rijnoeverstaten (Nederland, Duitsland, België, Zwitserland, Frankrijk en Luxemburg) hebben in het “Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart” (Trb. 1996, 293) een afspraken gemaakt over afvalstoffen afkomstig van de binnenvaart. Het Verdrag bestrijkt drie deelterreinen:
A. Olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval
Het verdrag neemt de in het kader van het Rijnvaartpolitiereglement geldende voorschriften over ten aanzien van gescheiden opslag van afvalstoffen aan boord en de voorschriften ten aanzien van regelmatige afgifte aan ontvangstinrichtingen en registratie van de afgifte via een olie-afgifteboekje. Nieuw in het verdrag is een systeem van indirecte financiering. Dit systeem omvat een verplichte verwijderingsbijdrage. Deze wordt in de vorm van zegels in rekening gebracht naar rato van de aan de schepen geleverde gasolie.
B. Afval van de lading
In het verdrag is geregeld dat de voor aanvang van het transport het schip schoon is en na het transport op kosten van de verlader, c.q. de ladingontvanger weer schoon wordt opgeleverd, tenzij daarna dezelfde (soort) lading wordt vervoerd. Hiertoe schrijft het Verdrag een losstandaard voor de verschillende stoffen voor. Verder is de ladingontvanger verplicht restlading, overslagresten en afval van de lading aan te nemen. Lozing van ballastwater, waswater e.d. is verboden tenzij aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
C. Overige scheepsafvalstoffen
Voor de financiering van de inzameling en verdere verwijdering van overige scheepsafvalstoffen worden specifieke voorschriften gegeven. Bij huishoudelijk afval (uitgezonderd huishoudelijk afval van passagierschepen) worden geen aparte heffingen toegestaan. Voor Klein gevaarlijk afval (Kga) laat het verdrag de keuze voor het systeem van indirecte financiering open. De kosten van inzameling en verdere verwijdering van slops dienen direct aan de schipper in rekening gebracht te worden. Afspraken over de indirecte financiering dienen binnen vijf na inwerkingtreding van het verdrag tot stand te komen.
Waterwet
De Waterwet heeft als doel verontreiniging van het oppervlaktewater te voorkomen. Hiertoe verbiedt deze wet het op, een aantal bijzondere gevallen na, zonder vergunning lozen van afvalstoffen op het oppervlaktewater.
Wet Milieubeheer
In de Wet milieubeheer zijn de regels die in Nederland gelden voor het omgaan met afvalstoffen opgenomen. Op grond van de Wet milieubeheer mogen afvalstoffen uitsluitend afgegeven worden aan een bedrijf met een toereikende vergunning. Voor het inzamelen, opslaan en verwerken is van scheepsafvalstoffen is een vergunning krachtens deze wet vereist. Tenslotte is het op grond van de Wet milieubeheer verplicht elke afgifte van afvalstoffen te registreren. Hiervoor dient gebruik bij scheepsafvalstoffen gemaakte te worden van een voorgeschreven formulier, het zogenaamde S-formulier.